Vier maanden op zijn meest, voorspelt de dokter die ongeneeslijke kanker bij José Maria constateert. Hij is opgevoed in het geloof, doch heeft het al in zijn jongensjaren verloren. Zoals hij eigenlijk alles heeft verloren wat er op aankomt in zijn leven: de kinderlijke argeloosheid eerst, dan later de vrouw waar hij hartstochtelijk van hield, en de zoon die slechts een product van haar ontrouw blijkt te zijn, vreemd aan zijn eigen steriele liefde. Zijn hele leven is zó steriel geworden, dat zijn ziel is toegeschroefd tegen elk diep-menselijk contact.
De gedachten van de man die sterven gaat, die zijn sterfelijkheid leert kennen niet als een wijsgerige stelling, maar als een innig besef, dwalen omlaag in de diepte van de dood, keren terug tot het leven dat achter hem ligt, en dat we zo, geleidelijk aan, in brokstukken, leren kennen.
Scènes van jaloerse achtervolging komen voor zijn geest terug, de ontdekking van de ontrouw van zijn vrouw. Eens, in een echtelijke ruzie, heeft hij een oude klok van de schoorsteen geslagen. Gebroken, verwrongen, ligt het ding op de grond, als een stom verwijt. Zou het nog te herstellen zijn?
En dit wordt de vraag van de laatste weken, vóór de sluipende ziekte hem voorgoed neerslaat, de vraag over de hele zin van zijn mislukt en verwrongen leven: zou het nog te herstellen zijn?
Aandoening Kanker Thema Levenseinde Persoonlijke relaties Spiritualiteit Zingeving Perspectief Patiënt Auteur Gustavo Corção Uitgever Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum Jaar 1951 Publicatie type Boek